Even, heel even maar, had ik het oude Terminator gevoel. In het begin van de film zit een scene waarin een beschadigde terminator zonder benen maar achter hoofdrolspeler Christian Bale aan blijft kruipen. Onstuitbaar en vrijwel onverwoestbaar en met maar één doel voor ogen: Bale beëindigen. Daar gaat zo’n dreiging van uit dat je het er benauwd van krijgt. Dat was de kracht van de suspense in de eerste twee Terminator films. Terminator Salvation, het vierde deel in de reeks, kun je echter amper een film noemen. Er zit geen ziel in. Het vlakke verhaal fungeert slechts als alibi voor de vele actiescenes, die dikwijls ongeloofwaardig zijn. Bale speelt als een robot. Zelfs de ‘gastrol’ van Arnold Schwarzenegger is nep in de film; een bodydouble met het computergegenereerd gezicht van een jonge Schwarzenegger er opgeplakt. Een fake personage dat een cyborg speelt vermomd als mens, het vat de plastic eigenschappen van de film eigenlijk wel aardig samen. Roger Ebert had ook een goede: ‘It gives you all the pleasure of a video game without the bother of having to play it.’
Brüno – Borat was beter
Na de witte neger Ali G. en balkansnor Borat was het de beurt aan modenicht Brüno om verfilmd te worden, het derde typetje van de Britse komiek Sasha Baron Cohen. De uitverkochte bioscoopzaal proestte het uit bij de blote lullen pontficaal in beeld, de seksmachines en de mannelijke g-strings. Ik vond vooral de guerillacomedy sterk, te meer als je weet hoeveel geplande scenes niet zijn gelukt. Cohen gebruikte nepproductiemaatschappijen die interviews aanvraagden en mooie blonde dames bij voorinterviews, om vervolgens als Brüno op te duiken bij het echte interview. De beste poging was voormalig Amerikaans presidentskandidaat Ron Paul, de minste Harrison Ford (‘Fuck off’). De humor is verder vrij plat en in een weinig homofoob land als Nederland kijk je daar niet meer van op. Hoewel, er zaten gelukkig een paar gulle lachers in de zaal. Ik vond Borat beter.
Sunshine Cleaning – Smell you later
De vergelijking met eenzelfde kleine film, Little Miss Sunshine, dringt zich meteen op. Dezelfde producers, in beide films Alan Arkin in een vergelijkbare rol, en een familie die ergens tussen middle class en armoede in hangt. In Sunshine Cleaning start de alleenstaande moeder, gespeeld door ‘American sweetheart’ Amy Adams, een bedrijfje met haar slackende zus gespecialiseerd in het reinigen van plaatsen delict. Hun vader let dan op haar fantasierijke zoontje die weer eens van school is gestuurd. Dat gaat natuurlijk mis. De acteurs werken goed samen, maar als film, ik weet het niet goed. Het is een liefelijke film, net als Little Miss Sunshine, maar er was volgens mij meer uit te halen.