De afgelopen weken heb ik amper een film gezien, serie gevolgd of boek gelezen. Ik kon maar één ding: terug naar Hyrule om mijn missie te vervolgen als Link in zijn strijd tegen het kwaad en de verlossing van prinses Zelda. Vanavond heb ik eindelijk na het terugveroveren van de vier titanen, het voltooien van liefst 120 tempelmissies, tientallen mini-missies waaronder het bouwen van een dorp, en het slechten van talloze monsters ook eindbaas Calamity Ganon verslagen met hulp van het Master Sword en het Hyrule Shield. Ik had niet eerder een Zelda-game gespeeld dus vergelijken kan ik ze niet. Als game op zichzelf kan ik kort zijn: The Legend of Zelda: Breath of the Wild voor de Nintendo Switch is een meesterwerk.
Het open world avontuur van BOTW met zijn zoektochten, puzzels, actie, flora en fauna zit zo krankzinnig goed in elkaar dat je van die plek gaat houden. Hyrule maakte op mij zo’n indruk dat ik laatst langs een bloemenlint fietste hier in Noord en meende een Fluisterkruid en Hartradijs-plant te zien staan.
Dat onderscheidt voor mij de echt hele goede games; dat je graag in die wereld bent. Jaren terug had ik dat bij titels als Quake, Age of Empires en Medal of Honor. Tegenwoordig heb ik minder tijd voor games maar pik ik juweeltjes nog graag mee; vorig jaar Firewatch en daarvoor Monument Valley. Laat van die laatste nou net een vervolg zijn verschenen…