DE VOID VAN JAPAN
Toyotisme, manga, Sony, budo, yen, noem maar op. Langzamerhand is de Japanse cultuur steeds dieper in onze samenleving gekropen. Maar wat weten wij westerlingen nu eigenlijk van deze grootmacht? Om te voorkomen dat de Japanner voor ons niets meer is dan een wandelend fototoestel probeert cultuurfilosoof Henk Oosterling van de Erasmus Universiteit Rotterdam onze merkwaardige relatie met het land van de Rijzende Zon van enige inzichtelijkheid te voorzien.
Japan is voor ons een land vol vreemde contrasten. Bij Japan doemen beelden op van verschijnselen en fenomenen waarbij wij moeite hebben ze onder één noemer te plaatsen. Naast serene tempels verrijzen blinkende wolkenkrabbers. Een punker die, wanneer hij een tempel passeert, snel zijn Namu-Amida-Butsu schietgebedje doet. Een mogelijke verklaring voor zo'n parallelle samenleving is de geforceerde assimilatie die de Japanners hebben moeten doorstaan na de Tweede Wereldoorlog. In 1946 werd Japan onder toezicht van generaal MacArthur plotsklaps een democratie naar Westers model opgedrongen. Keizer Hirohito moest publiekelijk voor de landelijke radio verklaren dat zijn goddelijke afkomst een verzinsel was. Samen met de twee atoombommen op Hiroshima en Nagasaki beleefden de Japanners een dubbele apocalyps. Japan werd in onze ogen een bijna schizofrene samenleving.
Anno 1994 mogen we vaststellen dat Japan langszij is gekomen. Het lijkt er zelfs op dat hun toekomst rooskleuriger oogt dan de onze. Hoe is dat nu mogelijk? 'Die verwondering zou wel eens onze ultieme fascinatie met Japan kunnen zijn', meent Henk Oosterling. 'Iedere bankier, grootindustrieel, ja zelfs de president van Amerika ligt wakker van Japan. En dat is merkwaardig, want al sinds de opkomst van het japonisme rond 1880 heeft Japan onze aandacht. Ons beeld van Japan is lange tijd overheerst geweest door ideeën in de trant van dat zij ons nadeden. Maar opeens was er meer. Er ontstond een economische fascinatie met Japan. Na verloop van tijd zijn we er achter gekomen dat het vooral een verschil in mentaliteit is. Maar als je je daarin gaat verdiepen, moet je gaan denken wat daar gebeurt. Hoe moet ik daar tegenaan kijken? Daar moeten wij een bril voor slijpen, want onze Westerse blik heeft vele koppige zwakheden.' Deze redenering bevat echter een paradox die de cultuurvergelijking bemoeilijkt. 'Het probleem is dat wij onze zwakheden niet kennen. Je kan een zwakte niet kennen. Je zwakte kennen is het onmogelijke van het denken accepteren en dat kunnen wij nu eenmaal niet. Want op het moment dat je je zwakte kent, heb je het te pakken. Dan kun je het objectiveren en manipuleren en daarmee is het geen zwakte meer.'
Collectief versus individu
Met dat gegeven in het achterhoofd en in de wetenschap dat elke gedachte achter de gedachte scherp in gaten moet worden gehouden, is het toch goed mogelijk met een cultuurhistorisch perspectief een kenschets te maken van de Japanse mentaliteit. Een beproefde manier is het scheppen van tegenstellingen. De Japanse notie van socialiteit en individualiteit lijkt zich hier goed voor te lenen. 'Als je met de Japanse cultuur in aanraking komt, weet je aanvankelijk niet hoe je moet reageren. Elke intuïtie wordt onderuit gehaald, want zij reageren toch weer anders dan je zou verwachten. Spontaniteit bijvoorbeeld, blijkt een typisch Westerse term, want in Japan is zelfs los gedrag gecodeerd. Ondanks dat wij hier ook onze eigen sociale codes hebben, zijn zij gecodeerder dan wij. Daar waar de Japanner misschien echt spontaan is, zullen wij het niet herkennen. In het sociale verkeer kan de Japanner zich niet beroepen op intimiteit of emoties. En in situaties waarin dat wel kan (en dan vaak in extreme vorm), heerst ook een sociale norm. Een man die op weg naar z'n werk in een drukke metro een expliciet obscene, pornografische strip zit te lezen, zal niet raar worden aangekeken. Het is maar weer een voorbeeld van de parallelliteit van de Japanse samenleving. Zo kan een Japanner én boeddhist én protestant én katholiek zijn. Hier in het Westen heerst het primaat van het één-zijn; het individu. Als je jezelf niet bent, ga je naar een therapeut. In Japan bestaat geen notie van het individu. Japanners hebben natuurlijk wel een idee van wat ze zelf willen, maar existentie wordt op heel subtiele wijze ervaren vanuit het collectief. Erbij horen, functioneren. De enige manier om de groep enigszins te ontstijgen is door juist een collectief te stichten: een budo school bijvoorbeeld.'
Individuele beslissingen worden altijd gemaakt met het oog op de harmonie, wa, van de groep. Een Japanner manoeuvreert binnen een piramidaal gestructureerde veelheid van verplichtingskringen, waarvan de familie de basis en de keizer de top vormen. Iedere verplichting, elke on, vereist een gepaste compensatie: giri. On, wa en giri constitueren het zelfrespect van de Japanner. Het op zuiverheid gerichte zelfoffer kleurt de eigenwaarde van de Japanner. Deze visie is exemplarisch voor het gemengde religieuze stelsel in Japan. 'Allereerst heb je het shintoisme dat zich laat kenmerken als natuurgodsdienst: de hang naar zuiverheid en perfectie. Historisch gezien komt daar een laag boeddhisme (ascese, opofferingsgezindheid en explosiviteit) over heen. En daar bovenop zit een laag Chinees confucianisme; een staatsleer waarbij alles onder een stricte, bureaucratische controle staat. Zo'n stelsel vraagt om een enorm besef welke rol te moeten spelen. Hier zijn onze esthetische, filosofische en ascetische fascinaties op gericht. En niet te vergeten onze sportfascinatie die begon met ju jitsu na WO II.'
Ju jitsu is één van de budosporten die in het Westen grote populariteit geniet. Een iets minder bekende maar zeer typische budosport is het kendo, vrij vertaald de weg van het zwaard- of zwaardvechtkunst. Oosterling is kendoka en heeft zelfs ooit het Nederlands kampioenschap gewonnen. Als ik hem vraag naar zijn eigen fascinatie met Japan en of kendo daar een rol in speelt, is hij even verrast. 'Ik ben er eigenlijk nog steeds niet helemaal achter. Ik ben mijn eigen 'bril' nog steeds aan het slijpen. Wat mij daarentegen aantrok in kendo is het doorgaan: trainen, trainen, examens, trainen, enzovoorts. Kendo is een sport die nooit ophoudt. Het is niet zo dat je op een gegeven moment, net zoals bij schaken bijvoorbeeld, grootmeester bent en daar de rest van je leven op kan teren. In het kendo gelden graden; van de eerste dan tot en met de elfde. Maar de hoogste nog levende kendoka heeft de negende dan. Dat zijn van die stokoude Japanners die nog elke dag hun shinai (bamboezwaard) ter hand nemen en gaan trainen in de dojo. Het blijft maar doorgaan. Je vraagt je dus af, waarom?'
Angst
Het waarom blijkt essentieel voor Japan. Er is namelijk geen waarom. Waarom is een Westerse vraag. In onze lineaire denkwijze sinds de Verlichting moet een middel een doel hebben. In Japan ligt dat totaal anders. Japanners kunnen zich verliezen in het middel. Een Japans gezegde luidt: Het doel van het reizen ligt niet in het doel maar in het reizen. 'Dit verschil is van enorm belang om Japan enigszins te begrijpen. Zij kunnen zich verliezen in de vorm. Daarom gaan ze maar door. In Japan is the medium is the message. Marshall McLuhan wist dat al. Opgaan in het middel, opgaan in de beweging, dat is de verlossing. En dat is de void, de leegte. Wij zouden dat als extase ervaren, buiten jezelf raken. Wij drinken een biertje en nog een biertje en op een gegeven ogenblik ben je dat biertje. De Japanner bereikt die extase op een esthetische, gedisciplineerde manier. Ons komt dat over alsof hij zich beschikt in het lot van het middel. Maar hij ziet die keuze niet. Voor de Japanner komen hij en het ding of middel voort uit hetzelfde.'
Zo komt in Japan de wa tot stand. Tussen mens en ding, tussen mens en medemens en tussen de mens en zichzelf. In het Westen is ons denken in deze beïnvloed door de scheidingen die Descartes aanbracht tussen mens en machine en tussen lichaam en geest. De Japanner kent die dualiteit niet. Het middel, de techniek, de technologie vormt de brug in een drieëenheid van lichaam, geest en techniek. 'In het kendo gaat hetzelfde op als met dat biertje. Je traint jaren en jaren en op een gegeven moment gebeurt er iets. Jij bent die techniek geworden. Jij bent die shinai. Het lijkt heel robotesk, maar het is een verrijkend proces, een verrijkte leegte. Er is een boeddhistische uitspraak die luidt dat je niet moet doen waar je van houdt, maar moet houden van wat je doet. Ons fascineert dat omdat wij het niet kunnen bevatten. Het is voor ons ongrijpbaar. En nu dat Japan een grootmacht is geworden, voelen wij ons weerloos.'
Ongrijpbaarheid en weerloosheid kunnen leiden tot angst. Zo heeft de prehistorische mens de techniek gebruikt om zijn angst voor totale weerloosheid tegen roofdieren de baas te worden. In de loop der ontwikkeling, naarmate de mens machtiger werd, verschoof de angst voor dieren naar angst voor zijn medemens en zelfs voor de techniek zelf. De actuele discussie omtrent genetische manipulatie bijvoorbeeld. 'En het gaat nog verder. De angst voor techniek is verschoven naar de angst voor Japan; Japan is onze zwakte. Wij vereenzelvigen Japan met technologie. Zij kunnen in onze ogen beter met technologie overweg. Zij kunnen zich erin verliezen, dat zien wij. Zij zìjn technologie en wij hebben moeite er mee om te gaan. Maar wij hebben eigenlijk een fascinatie met technologie en omdat wij Japan er mee vereenzelvigen ook met Japan. En dat is de crux. Onze fascinaties leren ons uiteindelijk meer over onszelf dan over Japan. Ik denk daarom dat we anders moeten gaan denken. Opener en vanuit de void.'
Erwin van der Zande
[gepubliceerd in Wave 6, november 94]